'As a writer, words are your paint. Use all the colors.' - Rhys Alexander




Koude Handen - Hoofdstuk 2.2 (5/8)

De ogen die afkomstig waren van een blond, onvoorstelbaar mooi meisje. ‘Hallo! Wil je wat drinken?’ Haar stem betoverde me. Haar stem klonk als klingelende klokjes gestolen van een engel. Alhoewel, dat deed haar waarschijnlijk nog te kort. Ik begon te stamelen. Enerzijds door haar betoverende stem, anderzijds doordat zij de eerste was die een woord tegen mij zei sinds mijn aankomst hier. Maar dat laatste was misschien ook wel logisch, want als barvrouw kon je moeilijk niks tegen je klanten zeggen. ‘Doe maar een cola.’ bracht ik uit. Ondertussen riep een stem, die misschien nog wel zoeter klonk dan de hare, haar naam. ‘Amy, kom even helpen! De machine is op hol geslagen.’ De barvrouw, Amy, verontschuldigde zich en liep weg. Nee, ze liep niet, het leek meer alsof ze zweefde. Haar voeten raakten amper de grond, terwijl ze naar achteren ging.
‘Een cola, verder nog iets?’ vroeg dezelfde verbazingwekkende stem die ik eerder naar Amy had horen roepen. Deze stem was ook verbazingwekkend mooi. Ik merkte op dat deze anders dan die van Amy klonk, dat wel. Zijn stem klonk meer als. Ik pijnigde mijn hersenen, maar het woord dat precies weergaf welk gevoel de stem met zich meebracht kon ik niet beschrijven. Zijn vriendelijk bruine ogen staarde me verwachtingsvol aan. Een bleke huid, die tegelijk weer een vage donkere gloed had. Een lichaam, waar velen jaloers op zouden zijn. Hij leek perfect. Nog nooit in mijn leven had ik iemand als hem gezien. Ik voelde hoe mijn wangen vuurrood kleurde en hoe mijn hart een paar slagen oversloeg. Ik lachte verontschuldigend voor ik hem antwoord gaf. ‘Nee, het is wel goed zo.’ Hij lachte. Twee rijen perfect witte tanden werden zichtbaar. Ik smolt. Toen zag ik de twee spitse hoektanden. Mijn lach verwaterde en maakte plaats voor een geschokte uitdrukking. Mijn droom leek weer ontzettend dichtbij.
‘Is er iets?’ hoorde ik zijn stem zacht vragen. Ik keek hem aan. Zijn ogen verraadde niets, maar zijn lach was minder uitbundig dan eerst. Hij boog zich voorover, zijn koele adem voelde ik in mijn gezicht. Heel even, was zijn gezicht nog geen 10 centimeter van de mijne verwijderd. ‘Je kunt het heus wel zeggen hoor.’ fluisterde hij. Toen draaide hij zich abrupt om en liep met ferme passen naar achter.

Geschreven in augustus 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten