'As a writer, words are your paint. Use all the colors.' - Rhys Alexander




Koude handen - Proloog (1/8)

Een groot weiland, bedekt met een dun laagje sneeuw. Oude, vervallen tuinbankjes, rondom een grote berg hout waaruit langzaam vuur op vlamde.Opeens weer duisternis, totale duisternis. Zo een waarin je niets meer ziet, niets meer voelt, alsof alles in je lichaam volledig uitgeschakeld is.
Toen kwam de kou. Genadeloos als het was sloeg het zich een weg door mijn lichaam.
Mijn broertje pakte zijn gitaar en begon een zoete melodie te spelen. Al mijn vrienden en familie zaten rondom het kampvuur gezellig mee te deinen op het ritme van de muziek. Ik opende mijn mond om mee te zingen met het gitaar spel van mijn broertje, mijn lieve kleine broertje.Een schreeuw. ‘Aah!’ Het stak. Een vlijmscherpe dolk, die langzaam door me heen gleed.
En toen was het er weer. Die opslokkende duisternis. Alsof ik verlamd was.
Er werd gelachen en geklapt. Het nummer was afgelopen en er werd al snel een nieuw, vrolijk nummer ingezet. Er ging iemand met hapjes rond. Ik strekte mijn arm uit om er een van het dienblad te pakken. Een tintelende schok verspreidde zich door mijn vingers.Nu waren niet alleen mijn vingertoppen meer als ijs. De kou begon zich steeds sneller te verspreiden. Steeds kouder, steeds zwaarder voelde ik me, alsof ik wegzonk in dikke, tastbare lucht. Alsof het me wilde opslokken in een kille draaikolk. Alsof…
De pijn was niet meer te houden. Steeds kouder voelde mijn lichaam aan, steeds langzamer ging mijn hart. Het bonkte zwaar.
Ik voelde een windvlaag langs mijn rug strijken. Ik rilde. Het begon zachtjes te sneeuwen, en de wind kreeg er langzaam grip op.
Het stopte. Voor een moment voelde ik weer een aangename warmte. Een tintelende sensatie. Maar toen kwam het in alle hevigheid terug. Ik voelde het. Het had bijna zijn hoogtepunt bereikt.
Het vuur doofde langzaam uit, weggeblazen door sneeuw en wind.Net op het moment dat ik opnieuw mijn mond open wilde doen om te schreeuwen hoorde ik een stem. Zachtjes, maar melodieus fluisterde die. Ik verstond het eerst niet, maar naarmate de tijd verstreek werd het duidelijker. ‘Bijna, bijna.’ fluisterde deze.
Opeens gilde ik, een weerzinwekkende, ijselijke gil. Het laatste wat ik voelde was een zware slag. De laatste slag van mijn hart. Kaboem.Stilte. IJzingwekkende stilte.

Geschreven in augustus 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten